Pleidooi voor toezicht op thuisonderwijs
In de uitzending van Argos geef ik aan dat ik een voorstander ben van toezicht op thuisonderwijs. Dat ben ik inderdaad en roep ik al jaren. Thuisonderwijs (en hybride vormen) zie ik als reguliere vormen van onderwijs en moet zo behandeld worden, dus met een vorm van toezicht. En die visie heb ik ook diverse malen met kamerleden gedeeld. Tot ergernis van vele thuisonderwijzers die niet op overheidscontrole zitten te wachten.
En dat snap ik wel.
Waarom dan toch toezicht op thuisonderwijs?
Het antwoord zit in de uitzending van Argos over Thuisonderwijs. Er wordt gesteld dat je met thuisonderwijs hele goede resultaten kunt boeken, maar dat het niet inzichtelijk is. En daarom regeert de angst. Dan halen de vertegenwoordigers van de overheid excessen aan om hun paniek duidelijk te maken. De overgrote meerderheid van thuisonderwijzers kennen ze niet, maar scheren ze wel over één kam. Onbekend maakt onbemind en met oog op de zorgplicht die de (lokale) overheid heeft, kan ik me de onrust voorstellen.
Toezicht gaat die onbekendheid oplossen. Als je nu voor thuisonderwijs kiest, dan bemoeit de overheid zich niet met je. Anders dan ze jaarlijks het beroep op je recht te melden ben je verder tot geen enkel bewijsstuk verplicht. Maar aangezien ik wel beeld heb bij hun zorgen, stuur ik jaarlijks een voortgangsrapportage naar mijn lokale leerplichtafdeling.
Daar hoor ik dan overigens nooit wat op terug.
Maar hoe dan toezicht?
Toezicht zou gericht moeten op een route naar startkwalificatie en (mentale) gesteldheid. Je bent als ouder vrijgesteld van schoolplicht, maar niet van de plicht om je kind te onderwijzen en gezond op te voeden. Een jaarlijks gesprek op een externe locatie (buurthuis, bibliotheek) om een portfolio door te nemen lijkt me daarvoor voldoende.
Toename thuisonderwijs blijft
1771 kinderen krijgen op dit moment formeel thuisonderwijs. Een groot aantal daarvan ken ik en volg ik al jaren. Iedere thuisonderwijzer volgt zijn eigen pad en vult op zijn eigen manier het onderwijs in. Ik ben ervan overtuigd dat de ontwikkeling van die jonge mensen niet onderdoet voor schoolgaande kinderen.
Als thuisonderwijs vandaag een normale plek in de wet krijgt, dan stijgt het aantal thuisonderwijzers met duizenden. Misschien wel met tienduizend. Denk alleen al aan die 20.000-30.000 kinderen die momenteel thuis zitten, maar voor de statistieken ‘gewoon naar school gaan’.
De ouders van die kinderen zitten nu gevangen tussen wal en schip. Ze zijn slachtoffer van Passend Onderwijs dat toch niet zo passend blijkt. Maar als je eenmaal aangemeld bent op school, dan krijg je dat kind niet ‘zo even’ uit het schoolsysteem. Je hebt daar de medewerking van goedwillende onderwijsbestuurders en leerplichtambtenaren voor nodig. Bij gebrek aan duidelijke regels en toezicht, is die medewerking afhankelijk van hun ruggengraat. De praktijk toont de problematiek hiervan en fatsoenlijke wet- en regelgeving kan dit oplossen.
Wetgeving de oplossing voor (tien)duizenden kinderen
Wetgeving zal het voor mij en de meeste thuisonderwijzers niet makkelijker maken, want plots moet je voldoen aan iets van een (standaard) rapportage. En je moet toewerken naar zo’n gesprek, of hoe dat ook wordt ingericht. Maar het gaat even niet om mijn kind of die andere 1770 kinderen voor wie de boel min of meer geregeld is, maar het gaat om die duizenden gezinnen die staan te springen om een fatsoenlijke oplossing.