Is Unschooling geschikt voor iedereen?

Afgelopen week schreef ik een korte blog over ‘unschooling’ in de praktijk. Heel diep ging ik er niet op in, maar het leverde op Twitter en Facebook de nodige reacties op. Hoewel de bewoording anders was, kwamen de meeste vragen op hetzelfde neer: is Unschooling geschikt voor ieder kind?

Ja, unschooling is de beste methode voor ieder kind. Daarmee zeg ik niet niet dat Unschooling het beste is voor ieder gezin of haalbaar is voor iedereen, want dat is een totaal andere vraag.

Dat unschooling de ideale aanpak is voor ieder kind, zegt niet dat het er voor iedereen hetzelfde uitziet! Juist niet: Unschooling is zo passend als onderwijs maar kan zijn.

Dat betekent dat de onderwijsaanpak tussen gezinnen anders is en zelfs binnen gezinnen per kind verschilt.

Bij Unschooling volg je waar het kind behoefte aan heeft en ben je gelijkwaardig ten opzichte van elkaar. Het jonge mens voelt zich gehoord en gezien en leert op basis van onvoorwaardelijke gelijkwaardigheid handelen. Het kind leert om zelf het initiatief te nemen en ontwikkelt daarvoor een eigen proces. Als ouder stimuleer je waar je kan met middelen, mensen, materialen of activiteiten, maar je laat de eigen motivatie het werk doen.

Een kind groeit en verandert en dat betekent dat je de aanpak daarop aanpast. Het is een kwestie van goed kijken en luisteren. De ene keer zoeken ze  meer structuur en zijn ze zelf druk met planningen, de andere keer laten ze alles los. Unschooling is flexibel en de invulling kun (en moet) je aanpassen wanneer het jonge mens daarom vraagt of iets niet lijkt te werken.

Tweep Johan keek gelijk voorbij het jonge mens en had het op twitter over de combinatie van ouders en kinderen. Dat is een goed punt.

Unschooling past niet in alle gezinssituaties, omdat het veel flexibiliteit van de ouders vraagt en een dynamiek brengt waar niet iedere ouder mee overweg kan of wil kunnen. Ik ben er van overtuigd dat Unschooling voor elk kind het beste is, maar dat het in het breder perspectief van de dagelijkse realiteit niet de meest optimale situatie voor ieder gezin is.

Johan spreekt over intelligentie bij ouders als ‘succesfactor’. Daar geloof ik niet in.

Bepaalde cases zijn bekend, omdat er iets bereikt is dat de samenleving als ‘bijzonder’ ervaart, zoals de schaakkampioenen bij de familie Van Foreest. Dan wordt er een documentaire over gemaakt en doet de media er wat mee.

Andere situaties vindt de samenleving niet zo bijzonder en zijn niet bekend of worden pas bekend als iemand dood is.

De oudere lezer kan zich ‘Wedden Dat’ nog wel herinneren. In één show deed iemand mee die kon vertellen waar een appel vandaan kwam door er aan te ruiken en zo te bepalen welke voeding de appel gehad moest hebben. Dat kon hij dan terugbrengen tot regio waar die boom moet hebben gestaan. Dat het ‘lachen, gieren brullen’ was, zegt vooral iets over het (ver)oordelend vermogen van de kijker.

Diezelfde kijker roept nu vast dat je de topfilm The Dig op Netflix moet bekijken, zonder dat hij zich realiseert dat de hoofdrol in dit waargebeurde verhaal gespeeld wordt door zo’n appelkenner. De thuisonderwezen Basil Brown mag zich geen archeoloog noemen en houdt het dus bij ‘opgraver’ en doet één van de meest fascineerde ontdekkingen van de vorige eeuw door datgene te doen dat hij het liefste doet: opgraven, zoals hij leerde van zijn vader en die weer van zijn vader.